Conjugación del verbo alemán loswerden en voz pasiva

Auxiliar
El auxiliar sein se usa con el verbo loswerden
loswerden | loswerden en voz pasiva
Verbo separable

Indikativ (Indicativo)

Präsens (Presente)

losgeworden
losgeworden
losgeworden
losgeworden
losgeworden
losgeworden

Präteritum (Pretérito imperfecto)

losgeworden
losgeworden
losgeworden
losgeworden
losgeworden
losgeworden

Perfekt (Pretérito perfecto compuesto)

losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden

Plusquamperfekt (Pretérito pluscuamperfecto)

losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden

Futur I (Futuro)

losgeworden werden
losgeworden werden
losgeworden werden
losgeworden werden
losgeworden werden
losgeworden werden

Futur II (Futuro perfecto)

-
-
-
-
-
-

Konjunktiv I (Subjuntivo)

Präsens (Presente)

losgeworden
losgeworden
losgeworden
losgeworden
losgeworden
losgeworden

Perfekt (Pretérito perfecto compuesto)

losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden

Futur I (Futuro)

losgeworden werden
losgeworden werden
losgeworden werden
losgeworden werden
losgeworden werden
losgeworden werden

Futur II (Futuro perfecto)

-
-
-
-
-
-

Konjunktiv II (Condicional)

Präteritum (Pretérito imperfecto)

losgeworden
losgeworden
losgeworden
losgeworden
losgeworden
losgeworden

Plusquamperfekt (Pretérito pluscuamperfecto)

losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden
losgeworden worden

Futur I (Futuro)

losgeworden werden
losgeworden werden
losgeworden werden
losgeworden werden
losgeworden werden
losgeworden werden

Futur II (Futuro perfecto)

-
-
-
-
-
-

Imperativ (Imperativo)

- (-)

-
-
-
-

Infinitiv (Infinitivo)

Präsens (Presente)

losgeworden

Perfekt (Pretérito perfecto compuesto)

losgeworden

Partizip (Participio)

Präsens (Presente)

losgeworden

Perfekt (Pretérito perfecto compuesto)

losgeworden

Verbos a conjugación similar de loswerden

werden -

Otros verbos

beachten - verschmelzen - unterstreichen - laufen lassen - kleiden - einweisen - rechtfertigen - benachrichtigen - zusammenstoßen - bewahren - ermahnen - schelten - anlegen - vertreiben - sein lassen - bestrafen - überwiegen - abreißen - widerspiegeln - ernähren - besteigen - drängeln - markieren - einweihen - einbauen - verschenken - flüchten - aufrufen - erweisen - erarbeiten - hergehen - bekennen - instrumentieren - dienen - hindern - herumbinden - loswerden - verstricken - betragen - sprechen - herumstolzieren - existieren -